Het lege witte blad staart uitdagend naar mijn donkerbruine ogen. Niet voor lang, de cursor die de leegte doorbreekt is in continue beweging. Ik knipoog naar mijn tevoorschijn schietende letters en voed de verhalenhonger. Ik weet niet waar ze vandaan komen, mijn woorden. Maar ze komen. Ze komen haast genietend klaar. Ontstaan ze in mijn tenen om in rechte lijn naar mijn lies te lopen, vervolgens een kleine bocht te maken naar het hart waar ze warmer worden, om gekookt te worden in mijn mond? Of borrelen ze al maandenlang in mijn maag, laat ik ze later verteren en spuw ik ze op de een of andere manier toch nog uit? Het voelt niet meer aan als spuwen, ik kots ze gewoon uit. Zuur of zoet, bitter of pikant, ze schieten genotzuchtig door mijn slokdarm en ik proest ze hoestend uit. Restanten geelgroen speeksel krijgen niet de kans op te drogen voordat een nieuwe slijmvlaag langs mijn lippen glijdt. Het stopt niet, ik word in een roes high van mijn eigen vreet- en kotsbui aan woorden. Ik verslik me in mijn lievelingshappen taal. Het is een zoetzalige overdaad... Het moment zal komen waarop ik hulpeloos voor de gootsteen sta en tevergeefs spuw. Het zal nat kleurloos en nietszeggend zijn. Komt er een moment waarop alle woorden ingeslikt en verteerd zullen zijn? Verslikt in eigen overvloed? Alles gestopt, verstopt in de dikke darm, want overdaad schaadt? |
ik hoop dat da nooit gebeurd, want gij kunt schrijven, aaamaaaai nog niet :D)