De nacht kan soms nog meer angstaanjagend zijn dan ze donker is. Vooral als je bolle kijkers gesloten zijn en dromen zich afspelen aan de binnenkant van je oogleden.
Een spin(netje), zo groot als de oppervlakte van een starend oog, gluurde langs zijn pootjes en zag mijn wang die lichtjes bloosde door de warmte van mijn slaap. Zacht gekriebel deed me ontwaken en liet me in de waan dat ik genoot van een speelse aai op m'n wang. Mooi niet, de achtpoter geneerde zich niet om mijn wang te verkennen! Nog nooit was ik zo vlug klaarwakker. (Dit was geen droom, het overkwam me enkele weken geleden.)
Realiteit als grootste inspiratiebron voor de droom zo blijkt, want een nog viezere spin stalkte mijn dromen. In de badkamer sprong het zwarte beest van muur naar muur en liet een web van speeksel achter. De slijmerd kon sluw kruipen, impulsief springen, onbedeesd spuwen, venijnig zijn poten intrekken en ze schrikwekkend weer uitstrekken. Ontsnappen leek onmogelijk, ook voor een vriendinnetje van in m'n jonge jaren dat me vergezelde (Caroline G: hoe zou het met jou gaan?) en in een koud betegeld hoekje verging van angst.  Plots stond ik in de holle gang waar de echo van mijn bonkend hart klonk (ole, ik ben dun genoeg om door het sleutelgat te kruipen - beetje zelfspot mag) en lag Caroline groenig te schimmelen in de kamer die net het meest propere vertrek van het huis hoort te zijn. Huilend stortte ik in een verwoeste badkamer neer op mijn knieën, naast haar. In de spiegel zagen we de reflectie van onze intense wanhoop en de grote teleurstelling van onze gefaalde strijd tegen dat kleine beest.
Brrr... Dat dromen soms niet mogen uitkomen.
|